Het ruiken en proeven, ontwikkelingfase: het vooronderzoek en de ontworpen lessenserie.
Wij zijn drie tweedejaars studenten van de Universitaire Pabo van Amsterdam (UPvA). Vanaf dertien september zijn wij bezig met het ontwerpen van een lessenserie, met als doel de wetenschappelijke houding van leerlingen te stimuleren. De Willibrordschool, waar we de lessenserie in november zullen uitvoeren, had aangegeven dat wij het beste de lessenserie konden baseren op het onderwerp scheikunde voor een combinatiegroep 1/2. De Willibrordschool heeft voor dit onderwerp gekozen, omdat dit goed zal aansluiten bij het nieuwe thema restaurant. Dit nieuwe thema speelt op de Willibrordschool als wij onze lessenserie daar zullen uitvoeren. Aan de hand van deze informatie besloten wij ons uiteindelijk te richten op het ruiken en proeven van eten, waarbij de volgende vraag aan de leerlingen wordt gesteld: Wat is het verband tussen de geur en smaak van eten?
Voordat de lessenserie kan worden uitgevoerd, is het van belang om het kennisniveau van de leerlingen te bepalen over het proeven en ruiken van eten en te onderzoeken of er misconcepten (gedachtegangen die niet overeenkomen met de werkelijkheid) aanwezig zijn bij de leerlingen. Dit onderzoek je in het vooronderzoek. Het vooronderzoek bestaat uit twee onderdelen en zal worden uitgevoerd met acht niet random geselecteerde leerlingen, die het niveau van de hele klas vertegenwoordigen.
Onderdeel 1- Als eerst zullen we acht niet random geselecteerde leerlingen een paar waar of niet waar vragen laten beantwoorden, die door ons van te voren zijn bedacht. Hier is dus sprake van een gestructureerd interview. Dit interview zullen wij zien als een nulmeting, omdat hierop de lessenserie volgt, waarbij de misconcepten de wereld uit geholpen moeten worden en de kennis uitgebreid moet worden. Tevens worden dezelfde vragen gebruikt bij de nameting in les vier. Door de nul- en nameting met elkaar te vergelijken, kan een beeld worden geschetst van wat de leerlingen hebben geleerd van de door ons ontworpen lessenserie.
Onderdeel 2- Naast het beantwoorden van de waar en niet waar vragen, moeten dezelfde acht geselecteerde leerlingen een woordweb maken over het ruiken en proeven van eten. Dit woordweb is van belang bij het ontwerpen van de lessenserie. Zo kun je aan het woordweb afleiden welke woorden de leerlingen wel en nog niet kennen. De lessenserie kunnen we koppelen aan dit woordweb, door tijdens het uitvoeren van de lessenserie nieuwe woorden aan de leerlingen aan te bieden, met als doel het uitbreiden van de woordenschat van de leerlingen. Dit vooronderzoek zal binnenkort worden uitgevoerd.
Ondanks dat het vooronderzoek nog niet is uitgevoerd, is er door ons al hard nagedacht over de lessenserie. In deze lessenserie wordt er gebruik gemaakt van het Onderzoekend en Ontwerpend leren, waardoor de lessenserie dus is opgebouwd volgens zeven stappen (Van Graft, M. & Kemmers, P. 2007). Deze zeven stappen zie je goed terug in de door ons ontworpen lessenserie, die hieronder nader wordt uitgelegd.
Les 1 – De leerlingen maken kennis met het onderwerp proeven en smaken
Het onderwerp van de lessenserie “het ruiken en proeven van eten” wordt geïntroduceerd aan de hand van het filmpje Pim & Pom Fijnproevers (http://www.nickelodeon.nl/videos/18298-fijnproevers). Er is gekozen voor dit filmpje, omdat het goed aansluit bij de belevingswereld van kinderen tussen de vier en zes jaar en het een enthousiasmerende functie heeft. Na het filmpje met de leerlingen te hebben besproken, leggen we aan de leerlingen uit dat zij net als Pim & Pom, fijnproevers worden. Om het fijnproeven te oefenen, gaan de leerlingen vervolgens een klein proefje uitvoeren. Door het proeven en ruiken van bepaald eten, leren de leerlingen de vier verschillende basissmaken: zout, zuur, zout en bitter.
Les 2- Ideeën van leerlingen over experiment proeven en ruiken verzamelen.
In de tweede les wordt de volgende vraag aan de leerlingen gesteld: Wie weet waarom en waar we fijnproevers nodig hebben? Dit is een mooie koppeling naar het ontwerp van les 2, het restaurant. Als eerst wordt de taak van een fijnproever in een restaurant beschreven, daarna wordt ingegaan op de rol van onze mond, neus en ogen bij het eten. Wanneer de leerlingen dit weten, wordt er dieper ingegaan op het onderwerp “restaurant”. Dit wordt gedaan aan de hand van een brief van Kok Jaap Smaak. In de brief vertelt Kok Jaap Smaak dat hij het volgende probleem heeft:
In mijn restaurant is iedereen ziek. De koks kunnen niets meer ruiken en proeven en mijn fijnproevers hebben hun bril kapot, zien slecht en zijn erg verkouden. Ook de obers zijn ziek en kunnen mij niet helpen met het ruiken, proeven en bekijken van het eten. Nu moet ik het restaurant even dicht doen, want zonder fijnproevers, een kok en obers kunnen de mensen niet in mijn restaurant komen eten.
Aan het einde van de brief vraagt Kok Jaap Smaak aan de leerlingen om hem te helpen bij het verzinnen van proefjes met het eten. Om de leerlingen te helpen bij het verzinnen van proefjes, wordt er nog een woordweb gemaakt over het onderwerp “Restaurant”. Daarna laten we de leerlingen met ideeën komen, waarbij wij ze een richting op zullen sturen door het stellen van bepaalde vragen.
Les 3 – Het door leerlingen bedachte experiment uitvoeren in een circuit
Deze les zijn we van plan om in het (door ons opgebouwde) restaurant aan het werk te gaan. Hoe het restaurant eruit zal zien, wordt onder andere bepaald door het woordweb dat de leerlingen hebben gemaakt over het restaurant. Deze les ligt de nadruk op het door de leerlingen doorlopen van een circuit. Daarbij is het de bedoeling dat het door de leerlingen bedachte experiment in het circuit wordt verwerkt. Bij elk experiment of activiteit staat een van ons om de leerlingen te begeleiden. Wel willen we proberen om de drie proefjes zo verschillend mogelijk te maken, bijvoorbeeld: een proefje met ruiken, een met proeven en een met zien. Dit wordt nog verder uitgewerkt.
Les 4- Afsluiting van de lessenserie
We zijn er nog niet helemaal over uit hoe we de lessenserie gaan afsluiten. We gaan ons hoofd er nog even over breken, maar het gaat er om dat de leerlingen iets doen wat ze helemaal te gek vinden, zodat ze deze lessenserie nooit meer zullen vergeten!
Wel is zeker dat in deze laatste les de nameting met de leerlingen zal worden uitgevoerd. Bij de nameting zullen dezelfde waar of niet waar vragen worden gesteld als bij het vooronderzoek (zie onderdeel 1, de nulmeting). Waarschijnlijk zullen alle leerlingen hieraan meedoen, maar zeker is dat wij ons met name op de acht geselecteerde leerlingen van de nulmeting (onderdeel 1) zullen richten. Het is namelijk interessant om te weten of de leerlingen iets van de lessenserie hebben geleerd en zo ja wat dan precies.
Anne Bertrand, Anne Boomars & Marise van Muiswinkel